door Joep van Ruiten, Dagblad v/h Noorden, 23 september 2017
Harma Heikens, bekend geworden met beelden die verwarrende en ongemakkelijke gevoelens oproepen, stopt met het maken van kunst. Tijdens het Nederlands Film Festival in Utrecht legde ze deze week uit waarom.
Het is een schimmig zaaltje waar we zijn beland. ‘We’, dat zijn de bezoekers van het clandestien college van Brandend Kalf, een initiatief dat onderzoekt hoe de Nederlandse film scherper, kritischer en beter kan worden. ,,Want nu beperkt film in Nederland zich tot overzichtelijke huis-tuin-en-keukenproblematiek”, stelt journalist en medeorganisator Karin Wolfs. ,,De wereld van de Nederlandse films is gekuist van klimaatproblemen, immigratievraagstukken, eurocrisis, de oprukkende controlestaat en populisme. Met de overdreven aandacht voor louter particulier drama hypochondert de Nederlandse film zich ziek.”
Om in ieder geval filmmakers en filmstudenten op andere ideeën te brengen is voor het college een aantal sprekers uitgenodigd.
Zoals de schrijver Anton Dautzenberg, initiatiefnemer van onder meer de Quiet 500, een glossy over stille armoede. Hij heeft een doos meegebracht met weggeefexemplaren van Vuur!, zijn bloemlezing over engagement in de literatuur.
Zoals filosoof Eva Rovers, auteur van het essay Ik kom in opstand, dus wij zijn over de verdovende kracht van ideologiën.
Zoals filmmaker Stijn Bouma, die in Utrecht vertelt over de lessen van subversieve leraren.
Beeldend kunstenaar Harma Heikens verkeert in dit gezelschap omdat ze binnenkort ophoudt met de kunst. Heikens is het zat dat haar popart-achtige beelden die gebruik maken van archetypes, clichés, beeldvorming en propaganda en waarvan ze ‘de boodschap zelf ook niet altijd begrijpt’ worden misbruikt. Ze constateert ‘vertrutting van de kunst met grote K, als gevolg van popularisering en expansiedrift’. Haar aankondiging te stoppen met kunst heeft veel losgemaakt. ,,Ik denk omdat mensen het herkennen”, zegt ze.
Eerder op de avond probeerde Heikens samen met Wolfs en de andere sprekers het uitvergrote beeld van het Gouden Kalf op Neude in Utrecht in brand te steken. Alles symbolisch uiteraard. Met een beamer werden vlammen op de blikvanger van het filmfestival geprojecteerd. Aan de meeste omstanders ging de actie voorbij, zelfs de beveiligers van het filmfestival keken er niet van op. ,,Veel verder konden we niet gaan. Als we gearresteerd zouden worden, kon onze avond niet doorgaan”, aldus Heikens. In het schimmige zaaltje, een voormalig krakersbolwerk, nu politiek cultureel centrum ACU, gaat het er bevlogen aan toe. Rovers stookt het vuur op met een betoog waarin het consumptisme en het neoliberalisme worden neergezet als dominante ideologieën die ‘klaarlicht denken’ onmogelijk maken en waarbinnen menselijk handelen een bijproduct is geworden van een obsessieve lifestyle. ,,Kunstenaars zijn degenen die mensen wakker kunnen schudden, horen we Rovers zeggen. ,,Maar het lijkt wel of filmmakers zijn vergeten dat ze kunstenaar zijn. Ze wentelen”zich braaf in de rol van ‘cultureel ondernemer’. Ze schrijven filmplannen die passen bij de ‘speerpunten’ van subsidiënten en omroepen, waarin ze meer nadruk leggen op marktaandeel en kijkcijfers dan op hun eigen visie en het marketingplan het hart van de hele aanvraag lijkt te zijn. Ze doen wat het systeem van ze verwacht, gaan mee in de consensus in plaats daartegen in opstand te komen.” Rovers constateert dat kunst letterlijk behapbaar moet zijn om zoveel mogelijk mensen te trekken. ,,Kunst wordt gereduceerd tot aangenaam vermaak, dat zijn bestaansrecht ontleent aan de mate waarin het bijdraagt aan economie. Niet voor niets wordt er nog zelden over kunst gesproken, maar over ‘creativiteit’. Een kunstwerk heet een ‘cultureel product’, kunstenaars worden aangeduid als cultureel ondernemers en de kunstwereld als geheel is slechts relevant als deze zich profileert als creatieve industrie.
Dat is ook wat Harma Heikens heeft gemerkt. Ze vertelt over hoe kunstprofessionals op haar werk reageren en hoe het haar is overkomen dat haar beelden uit tentoonstellingen zijn verwijderd, zoals vorig jaar tijdens festival Noorderzon in Groningen. ,,Wat er dan gebeurt is bekend. Binnen een uur gaat het op sociale media over de aantasting van de vrijheid van expressie. Nog een uur later gaat het over de aantasting van de vrijheid van meningsuiting. Als alle vlaggetjes zijn opgestoken, gaat het niet meer om het werk zelf en wat het uitdrukt en oproept. Wat Heikens steekt, is dat mensen die betaald worden om kunst mogelijk te maken, zich steeds meer om hun eigen positie en steeds minder om de kunst zelf bekommeren.
,,Toen ik 25 jaar geleden begon, was kunst min of meer buiten-maatschappelijk. Nu is het een sector met cijfers geworden. Er zijn honderden mensen afgestroomd van opleidingen Kunst en management en Kunst en toerisme. Iedereen wil iets leuks met kunst doen, maar dan wel zonder de risico’s van het kunstenaarschap.” Het vreemde is, aldus Heikens, dat het in theorie allemaal goed wordt bedoeld. ,,Er zijn bevlogen ambtenaren. Er zijn goede opleidingen. En iedereen wil zo cutting edge en onconventioneel mogelijk zijn. De hele galeristen-kliek, de hele ambtenaren-kliek. Iedereen weet sinds de jaren zestig en zeventig wat kunst moet zijn. We zijn het allemaal met elkaar eens, maar als het er op aankomt, laten ze je vallen als een baksteen. Ik ben er klaar mee.
Het verhaal van Heikens wordt in het zaaltje herkend door onder anderen filmmaker Jos Stelling. ,,Er is de afgelopen jaren een brei aan managers ontstaan, en die hebben het overgenomen. Bij de bezuinigingen hebben de kunstenaars ingeleverd, maar de managers zijn blijven zitten. Die managers hebben ook het vreselijke woord ‘makers’ geïntroduceerd. Met kunstenaars kunnen ze niets, want dat zijn anarchisten, die doen niet wat hun wordt gevraagd. Maar makers kun je sturen. Daar is het fout gegaan.”
Wat daarna gebeurt, gebeurt vaker tijdens debatten over kunst: de aandacht verschuift naar geld dat door de overheid onder voorwaarden beschikbaar wordt gesteld voor de kunsten en hoe dat vervolgens wordt verdeeld onder de kunstenaars die het geen probleem vinden publieksbereik en politieke doelen hoger te stellen dat het verspreiden van oorspronkeljke ideeën. De onvrede in het zaaltje blijkt groot, niet alleen over de werking van de markt, maar vooral over het functioneren van de fondsen. Er wordt voor alternatieven gepleit. Het woord crowdfunding valt.
Kunstenaars die hun nek durven uit te steken, betalen daar een prijs voor, merkt Anton Dautzenberg op. ,,Toen ik voor een onderzoek lid werd van de pedofielenvereniging Martijn raakte ik al mijn opdrachtgevers kwijt. Maar: toen ik nergens meer een poot aan de grond kreeg, was ik blij met de steun van het Letterenfonds.”
Een dag later blikt Heikens tevreden terug op haar bezoek aan Utrecht ,,Ik heb mijn punt gemaakt, zegt ze. Begin volgend jaar volgt haar laatste tentoonstelling in Breda. Daarna gaat ze zich bezig houden met het maken van art-toys, designerspeelgoed in beperkte oplage. Dat moet niet als een capitulatie, maar als een consequentie worden gezien, zegt ze. ,,Ik heb lang gedacht dat de er een harde kern bestaat waarin kunst als vrijhaven functioneert. Ik heb gemerkt dat die kern is veranderd omdat de mensen die in en rond die kern werken zijn veranderd. Ik vind dat jammer, maar het is blijkbaar de tijd.”