uitgesproken in de vergadering van de gemeenteraad van Groningen van woensdag 19 september:
Waarom horen kunst en kunstenaars bij de stad?
Om dat uit te leggen is het zinvol een onderscheid te maken tussen kunst en cultuur:
Cultuur is wat we gezamenlijk voortbrengen, delen en omarmen. Cultuur is consensus. Het is wat ons verbindt en wat onze identiteit (mede) bepaalt. Je hebt hoge- en lage cultuur, bedrijfscultuur en subcultuur. Ieder jaar de Mattheus Passie uitvoeren is cultuur, maar opnames van je eigen scheten op YouTube zetten ook. Daarmee is het nog geen kunst.
Kunst is kritische reflectie: Reflectie op de artistieke traditie, maar ook vaak op de maatschappelijke realiteit. Kunst bevraagt de status quo, en is daarmee logischerwijs niet perse iets dat ons verbindt. Het zorgt ook voor ook frictie en onenigheid. Kunst is per definitie hedendaags, vooruitstrevend, experimenteel en kritisch. Conservatieve kunst bestaat niet.
Waarmee ook meteen duidelijk is dat aan de bezuinigingen die de kunstensector hard hebben getroffen niet alleen economische motieven ten grondslag liggen; het is vooral een aanval op de progressieve en liberale waarden waarop Nederland zich ooit voorstond. En daarmee ook een aanval op precies die waarden die een stad tot een stad maken. Want stadscultuur is open, levend en altijd in verandering.
De aantrekkingskracht van een stad zit ‘m niet alleen in het feit dat er banen zijn, of scholen en supermarkten die in veel dorpen inmiddels gesloten zijn, maar vooral in het in feit dat er iets gebeurt. Dat het gonst van de verschillende ideeën. Dat de neuzen juist niet allemaal dezelfde kant op staan. Daar ontstaat beweging. De stad is één grote broedplaats, en zonder weerstand en een mate van onvoorspelbaarheid en chaos ontstaat niets dat de moeite waard is. Daarom is een stad zonder kunstenaars geen stad meer. Net zoals een stad zonder etnische- , religieuze- en seksuele diversiteit geen stad is, maar een groot dorp.
Zonder iets te willen afdoen aan de onmiskenbare schoonheid van het plattelandsleven: Die kant wil Groningen toch niet op, als universiteitsstad met internationale ambities, een Museum voor Hedendaagse Kunst, een kunstacademie en een tweede fase opleiding?
Als je kunstenaars voor een stad wilt behouden spreekt het vanzelf dat er ook ruimte moet zijn waar ze hun beroep kunnen uit oefenen. Permanent, structureel en betaalbaar. Niet alleen betaalbaar voor starters, want kunstenaars blijven – of ze nou succesvol zijn of niet – in het algemeen arm tot aan hun dood. Dat komt niet doordat ze niet hard genoeg werken, maar omdat ze hun activiteiten grotendeels onbetaald verrichten:
Van het geld dat aan kunst verdiend wordt komt weinig bij de kunstenaar zelf terecht: Van alle economische opbrengsten die de kunstensector voor een stad geneert- bijvoorbeeld in de vorm van een aantrekkelijk vestigingsklimaat, toerisme, werkgelegenheid en een levendige horeca – trekken kunstenaars zelf geen profijt. En ook van de middelen die de overheid besteedt aan stimulering van de kunsten zien ze bitter weinig in hun portemonnee terug. Kunst is liefdewerk, geen commerciële activiteit. En gelukkig maar, anders zou er in Nederland weinig kunst over blijven.
Betaalbare werkruimte wordt om verschillende redenen steeds schaarser. Niet alleen hier, maar ook in ander steden. Dat is zorgwekkend. Want niet alleen hoort kunst bij de stedelijke cultuur, het hoort ook, net als een vrije pers, onlosmakelijk bij een democratische cultuur.